Open main menu menu-toggle

Hirsch

Rose-Mary Kahn, geboren in Amsterdam op 6 juli 1925

Rose-Mary Kahn groeide op in Amsterdam in een liberaal Joods gezin. Haar moeder was van orthodoxe huize, haar vader gaf een zeer vrije invulling aan zijn Joodse leven. Er ontstond een modus waarbij de feestdagen in acht werden genomen maar de spijswetten speelden in het huis bijvoorbeeld geen rol. Vader Rene Kahn was mede eigenaar van Modehuis Hirsch op het Leidseplein. Toen de oorlog uitbrak probeerde het gezin naar Engeland te vluchten maar dat mislukte.

Dit komt helemaal niet goed,’ zei mijn moeder. ‘In gewoon doorwerken zie ik niets meer. We moeten zien weg te komen.’ Zij wist mijn vader te overtuigen, want op de vierde dag gingen we naar IJmuiden.

Alle boten zaten vol.
In 1941 werd vader Rene opgepakt en naar Westerbork gedeporteerd. Hij was op bezoek geweest bij een niet Joodse vrouw wat verboden was. In 1942 werden ze gewaarschuwd:

Saarloos, die bij de rijkspolitie werkte, waarschuwde ons op een dag: ‘Vannacht pakken de Duitsers jullie op, want ze willen jullie huis hebben.’ Nu hadden we geen keus meer.

Ze vluchtten en zochten hulp bij Ang van Slooten een werkneemster van Hirsch. Ze wilden onderduiken en kregen hulp van een oude leraar van Rose-Mary, meneer Kuurman. Meneer Kuurman zat bij het verzet en regelde een onderduikadres bij de familie Zeeburg in Doornspijk, een dorpje op de Veluwe.

Vader Rene ontsnapte uit Westerbork met behulp van een schillenboer die op de hoogte was gebracht door Ang van Slooten. Verborgen onder de schillen kwam hij uit het kamp en ook hij bereikte Doornspijk. Ze bleven de hele verdere oorlog bij de familie Zeeburg ondergedoken.

Twee grote kamers waren er in de boerderij in Doornspijk. In de ene, de opkamer, dronk de familie Van Zeeburg zondags koffie, in de andere zaten wij de hele week.

Het was een hele angstige tijd voor Rose-Mary. Ze mochten absoluut niet buiten komen. Broer Rob maakte een schuilplek in een ruimte tussen de zoldervloer en het plafond van de verdieping eronder. Via een luik dat hij zaagde kon je erin en eruit. Ze maakten er een paar keer gebruik van maar het bleek iedere keer loos alarm. Tot op een dag iemand kwam waarschuwen dat Duitse soldaten boerderij na boerderij afliepen op zoek naar neergeschoten Engelse piloten.

Eén keer liepen ze letterlijk over het luik, ik stond doodsangsten uit. Dat luik heeft ons leven gered.

In april 1945 werden ze bevrijd. Toen het hele gezin naar buiten ging zagen ze plotseling het stro in de schuur bewegen. Twee Duitse soldaten die zich wilden overgeven hadden zich daar verstopt. Na de bevrijding gingen ze terug naar Amsterdam. Het huis in de Lairessestraat konden ze niet meer in. Het werd gebruikt door de rijkspolitie. Het duurde meer dan een jaar voordat het werd ontruimd.

Hirsch was zo leeg geplunderd dat mijn vader van nul af aan moest beginnen. Dat heeft hij gedaan. Eerst in de Kalverstraat, na een paar jaar keerden we terug naar het Leidseplein. Maar ’t is nooit meer geworden wat het geweest was.