Johan Sanders groeide op in een orthodox gezin waar de `joodse wetten in acht werden genomen`. Hij heeft twee zusjes Lenie en Tilde. Zijn vader Gerard was directiesecretaris bij een groot textielbedrijf.
Op sabbat gingen we naar de sjoel, kregen familie op bezoek, of bezochten zelf andere familie, lopend, want fietsen of autorijden was op sabbat verboden.
Toen de oorlog uitbrak werd Gerard Sanders secretaris van de Joodsche Raad Enschede. De voorzitter van de Joodsche Raad Enschede, Sig Menko, vond dat hij de Joden van Enschede moest adviseren onder te duiken. Dit was geheel in strijd met het officieële beleid van de Joodsche Raad Amsterdam.
Op een gegeven moment stond Sig Menko op: ‘Mijne heren, wij kunnen onze mensen maar één advies geven: onderduiken.’ Op dat moment hebben de heren Cohen en Asscher de vergadering geschorst met de opmerking: ‘Over dit onderwerp kan hier niet gesproken worden. Het woord ‘onderduiken’ komt niet in ons vocabulaire voor.
Gerard Sanders was goed op de hoogte van de situatie in Duitsland mede vanwege het feit dat hij de verhalen hoorde van de vele Duits Joodse vluchtelingen die de grens over kwamen. Hij was ervan overtuigd dat ze moesten onderduiken om te overleven.
Op vrijdag 9 april 1943 besloot de familie Sanders onder te duiken. Een belangrijke rol bij het organiseren van de onderduik speelde dominee Leendert Overduin, die zich ook de rest van de oorlog bezig hieldmet hulp aan onderduikers. Johan en zijn twee zusjes kwamen terecht in Veenendaal. Johan bij de familie van Engelenburg op het Benedeneind.
De woning lag aan De Grift, een kanaal dat Stichts Veenendaal van Gelders Veenendaal scheidt. In het water lagen allerlei bootjes, waar je heerlijk in kon wiebelen. Gelijk de eerste dag ben ik eruit gesodemieterd. Kopje onder in het kroos. Toen moest ik naar huis. Het enige dat ik tegen mijn onderduikmoeder wist te zeggen: ‘Ik ben letterlijk en figuurlijk ondergedoken.’ Zij begon te lachen: ‘Had je maar niet in die boot moeten gaan, had je maar niet moeten wiebelen’. Ze behandelde me als haar eigen kind.
Johan Sanders moet zich voortaan Johan van de Berg noemen uit Rotterdam. Het verhaal was dat zijn moeder bij het bombardement op Rotterdam was omgekomen en dat zijn vader niet meer voor hem kon zorgen. Op school en op straat kwam hij zijn zusjes regelmatig tegen en probeerde op allerlei manieren onopvallend contact met ze te houden. Officieel kende hij ze niet en mocht niet met ze praten.
In augustus ‘44 beweerde een boze boer dat Johan met zijn vrienden over zijn land waren gelopen en zijn kippen hadden laten ontsnappen. Om geen enkel risico te lopen werd hij dezelfde avond nog weggebracht naar een ander adres in Veenendaal. Daar mocht hij alleen maar binnen zitten.
Ik moest binnenblijven, bracht hele dagen door met lezen. Maar ze konden niet te veel jongensboeken van de bibliotheek lenen, want dat zou opvallen.
Hij mocht ook niet voor het raam staan om naar buiten te kijken, aangezien naast hen nsb’ers woonden die hem zouden kunnen zien. Toen Johan de kans kreeg om elders onder te duiken, besloot hij dat te doen.
In Wageningen kwam Johan terecht in een soort pension waar meer joden ondergedoken zaten. Toen op 17 september 1944 de luchtlanding bij Arnhem plaatsvond, moesten ze uit Wageningen evacueren.
Toen kwam 17 september 1944: de luchtlanding bij Arnhem. Vanaf de Wageningse Berg zagen we aan de andere kant van de Rijn soldaten uit de lucht vallen, en oorlogsmaterieel, fietsen, munitie. Even doorbijten en de oorlog is voorbij. Dachten we.
Hij kwam vervolgens terecht bij een domineesgezin in Bennekom.
Vanwege de gevechten, moest dominee Boer met zijn gezin nog meerdere keren verhuizen. Johan voelde zich niet op zijn gemak. Hij kon het niet al te best vinden met Jacob, de zoon van de dominee. Verder was de dominee nogal loslippig tegenover de ouderlingen. Hierdoor voelde Johan zich zeer onveilig. Toen de oorlog was afgelopen kwam Gert van Engelenburg Johan op de fiets halen.
Vlakbij het huis tikte hij me aan: ‘Kijk, daar komt je moeder aan.’ Zij was ouder geworden, ik was ouder geworden. Je wilt elkaar knuffelen. Ik probeerde haar vast te pakken, zij probeerde mij vast te pakken. Er was gevoelsmatig even iets helemaal niet, en zeker niet dat uitbundige gevoel waarop ik gehoopt had.
Johans vader overleefde de oorlog niet. Hij werd opgepakt door de SD onderweg naar zijn onderduikadres. Waarschijnlijk verraden. Zijn overlijdensdatum werd vastgesteld op 28 februari 1945. Het laatst is hij gezien bij het kamp Groß Rosen. Zijn zusjes overleefden de oorlog wel.